Vermindering van geluidsoverlast in Vlaanderen

Startpagina >>> Ecosysteemdiensten >>> Vermindering geluidsoverlast

Vermindering van geluidsoverlast in Vlaanderen

Definitie van vermindering van geluidsoverlast

Regulatie van geluidsoverlast via fysische en psychologische effecten van vegetatie en landschapselementen op de geluidsperceptie.

Toelichting

Vegetatiestructuren en kenmerken van ecosystemen kunnen bijdragen aan de afname van geluidshinder. Die milderende werking kan te maken hebben met:
  • de fysische reductie (ofwel een daling van het geluidsniveau (dB) waaraan iemand blootgesteld is): hierbij zorgt de landschapsopbouw voor een directe of indirecte vermindering van het geluidsniveau ter hoogte van de ontvanger;
  • het psychologisch effect van groen op de ervaring van geluid: hierbij zorgen de aanwezigheid van groen, de visuele afscherming van de geluidsbron of het aanwezig zijn van maskerende geluiden zoals ruisende bladeren of kabbelend water ervoor dat geluid als minder storend ervaren wordt.
In het NARA-rapport werd voor de analyse van de fysische reductie uitgegaan van de algemene bodembedekking in het gewest, om op die manier een beeld te verkrijgen van het belang van deze ecosysteemdienst op niveau van het gewest. Omdat de mate waarin geluid gereduceerd kan worden van veel omgevingsfactoren afhankelijk is en in ruimte en tijd erg kan verschillen, is het niet zinvol om voor de bijdrage aan geluidregulatie uit te gaan van een gedetailleerde indeling van vegetatie en bodembedekking. Enkel ecosystemen die voldoende groot zijn en die in een deel van het jaar een relatief grote ‘oppervlaktemassa’ (massa per m², inclusief strooisellaag) kunnen hebben, werden geanalyseerd i.v.m. een potentieel betekenisvolle fysische reductie. Hoewel ook smallere stroken bomen – dicht langs de weg en door hun beplantingspatroon speciaal aangelegd voor geluidreductie – een nuttige reductie kunnen opleveren (Van Renterghem et al., 2012b), focust het NARA-rapport zich wat betreft de directe fysische geluidreductie op de volgende globale ecosysteemtypen (op basis van bodembedekkingskaarten): 
  1. loofbos;
  2. naaldbos;
  3. gemengd bos;
  4. vallei en moerasbossen;
  5. struweel;
  6. korte omloophout, laagstamboomgaarden en maisakkers.
De aanwezigheid van deze ecosystemen op zich is nog niet voldoende om geluidsregulerend te werken. Ze zullen minimale afmetingen moeten hebben en op specifieke plaatsen t.o.v. geluidsbron en ontvanger moeten liggen om effectief te kunnen zijn. Zoals eerder opgemerkt, kan er ook een psychologisch effect van vegetatie, ecosystemen en andere ruimtekenmerken uitgaan op de geluidservaring (zie o.a. Anderson et al., 1984; Aylor & Marks, 1976; Yang F. et al., 2011). Opgaande begroeiingen en landschapselementen met een voldoende dichtheid en continuïteit die visueel afschermend werken, blijken hiervoor belangrijk te zijn. In functie van het psychologisch effect en het maskeren van achtergrondgeluiden worden in het NARA-rapport de volgende globale ecosystemen en bodembedekking onderscheiden: 
  1. kleine landschapselementen en hoogstamboomgaarden;
  2. loofbos;
  3. naaldbos;
  4. gemengd bos;
  5. vallei en moerasbossen;
  6. kustduinen;
  7. struweel;
  8. rietland;
  9. waterloop. 
Voor de bodembedekking die een psychologisch effect kan induceren, volstaat het echter niet om louter van het type kleine landschapselement uit te gaan. In het kader van geluidregulatie zijn de opgaande of diep verzonken elementen van belang, zoals houtkanten of heggen, dijken, brede en hoge rietzomen, diepe holle wegen (wanneer geluidsbron of potentieel gehinderde zich erin bevindt). Waterlopen zullen hoorbaar moeten stromen en liefst ook nog aan beide zijden afgeboord zijn met een hoge riet- en ruigtezoom opdat ze het beoogde psychologische effect zouden kunnen hebben. De mechanismen die optreden zijn bovendien complex en niet eenduidig. Ze hebben o.a. te maken met: 
  • De mate waarin een geluidsbron aan het zicht van een waarnemer onttrokken wordt door objecten die als aangenaam ervaren worden, zoals kleine landschapselementen, bos, park;
  • De mate waarin potentieel storend geluid gemengd wordt met ‘aangenaam’ geluid, bijvoorbeeld een klaterende beek of een spetterend fontein;
  • De mate waarin een geluid niet vreemd is aan de omgeving; het in overeenstemming zijn met de functie van de ruimte waarin het geluid ervaren wordt, waardoor het overeenkomt met het verwachtingspatroon (zie o.a. Viollon et al., 2002). 
 

Referenties

  • Aanvullen...

Waarom is deze dienst belangrijk 

Geluid heeft een grote impact op de mens, en kan zowel aangenaam als onaangenaam ervaren worden (Devilee et al., 2010). De ervaring zelf is daarbij vaak erg individueel en kent dus een sterk subjectieve component. Luid geluid van voorbijrijdende auto’s bijvoorbeeld geeft een andere beleving bij een fervent autoliefhebber dan bij een overtuigde fietser. Er bestaat ook een algemeen subjectief effect dat te maken heeft met de zichtbaarheid van de geluidsbron. Bij eenzelfde geluidsniveau vermindert namelijk de ondervonden luidheid met verminderde zichtbaarheid van de geluidsbron, om sterk toe te nemen als de bron geheel onzichtbaar is (Aylor en Marks, 1976). Maar omdat iemand niet voortdurend op geluid focust als de bron ervan niet zichtbaar is, leidt dit ertoe dat er potentieel toch minder hinder vanuit kan gaan. Met de begrippen omgevingslawaai en het eraan gekoppelde geluidshinder, wordt gedoeld op “ongewenst of schadelijk geluid dat buitenshuis door menselijke activiteiten wordt veroorzaakt”. In de eerste plaats gaat het om het geluid van wegverkeer, spoorverkeer, luchtverkeer en belangrijke industriële activiteiten (LNE, s.d.). In het Schriftelijk Leefomgevingsonderzoek 2008 (Significant GfK, 2008) wordt vermeld dat 27% van de Vlamingen in zekere mate gehinderd wordt door geluid, 10,3 % ondervond ernstige hinder. In het MIRA Indicatorenrapport 2012 (Dekoninck & Botteldooren, 2011; Van Steertegem, 2013) vinden we dat in totaal 13,5 % van de bevolking potentieel ernstig gehinderd wordt door lawaai. Verkeer en vervoer blijken steeds de belangrijkste hinderende geluidsbronnen te zijn met 15 % van de bevolking die er ernstig door gehinderd wordt (Van Steertegem, 2013). Geluid is dus een belangrijk milieuprobleem in het gewest. De ecosysteemdienst geluidregulatie zou dus een bijdrage kunnen leveren bij het oplossen ervan. Iedereen die potentieel hinder ondervindt van geluid, is dan ook een begunstigde van deze ecosysteemdienst. In de eerste plaats denken we aan alle burgers. Iedereen kan een gezondheidsrisico lopen door langdurige blootstelling aan hinderlijke niveaus, maar het type risico dat door geluidoverlast veroorzaakt wordt en de grootte van de kans erop zijn echter minder duidelijk. Klachten waarmee geluidoverlast in verband kunnen worden gebracht, blijken van cardiovasculaire (verhoogde bloeddruk en onvoldoende bloedtoevoer naar de hartspier) en mentale (depressie, slaapstoornis) aard te zijn (Passchier-Vermeer & Passchier, 2000). Recent heeft de World Health Organization in samenwerking met het JRC van de Europese Commissie een zeer onderbouwd overzicht van de gezondheidsrisico’s die verbonden zijn aan geluidoverlast, gepubliceerd (WHO, Regional office for Europe, 2011). Gehoorschade doet zich uiteraard ook voor, maar niet bij de geluidniveaus die we als dagelijks omgevingsgeluid kunnen typeren. Wegverkeerlawaai dat lager blijft dan 50 dB Lden (gemiddelde geluidsblootstelling overdag, ‘s avonds en ‘s nachts) wordt als weinig hinderend beschouwd. Stijgt dit niveau tot 60 dB, dan zal wel een significant deel van de bewoners waar zich dit voordoet gehinderd worden. Bij een nog hogere belasting (Lden > 70 dB) neemt de ernst toe en zijn er risico’s voor de volksgezondheid. Verstoring van de slaap ten slotte, met nadelige effecten voor de gezondheid, worden waargenomen vanaf 40 dB(A) Lnight (geluidniveau gedurende de nacht, van 23u tot 7u). Vanaf 55 dB(A) Lnight worden de risico’s voor de volksgezondheid groot (WHO, Regional office for Europe, 2009; 2011). In de ‘Richtlijn Omgevingslawaai’ van het gewest, wordt Lden 50 dB als grenswaarde genoemd (Lavrijsen et al. 2009). Naast het persoonlijk gezondheidsbelang kunnen ook nog belangen onderscheiden worden op basis van algemenere economische of maatschappelijke gronden: 
  • Ondernemers die door een omgeving met geluidsoverlast geen optimale bedrijfsresultaten behalen, zoals bv. in de Horeca (die klanten kan verliezen in een omgeving waar regelmatig geluidsoverlast optreedt). Andere ondernemers kunnen dan weer baat hebben van geluidreductie omdat ze bv. geconfronteerd worden met klachten omwille van het geluid dat door hun bedrijf of activiteit geproduceerd wordt. Geluidsreducerende maatregelen kunnen dan de verdere exploitatie of uitbreiding van hun bedrijf mogelijk maken.
  • De overheid die doelen wil realiseren die rechtstreeks of onrechtstreeks samenhangen met een geluidarme omgeving, zoals bv. de realisatie van stiltegebieden en natuurgebieden en voor de Vlaamse overheid ook het opstellen van ‘Actieplannen voor de vermindering van geluidhinder’ (zoals voorgeschreven door de Europese Richtlijn 2002/49/EG inzake de evaluatie en beheersing van omgevingslawaai).
 
Referenties
  • Referenties aanvullen...

Gradiënt groen/grijs

De gradiënt natuurlijk-technologisch (of “groen” versus “grijs”) beschrijft in welke mate de ecosysteemdienst kan geleverd worden op basis van meer natuurlijk werkende ecosystemen of via door de mens beïnvloede ecosystemen. Geluidshinder kan op verschillende manieren aangepakt worden, gaande van brongerichte maatregelen die de productie van geluid zelf verminderen (bv. stillere motoren of fluisterasfalt), over geluidsoverdrachtsmaatregelen (bv. afstandsregels, het plaatsen van een geluidsmuur, enz...) tot maatregelen bij de ontvanger (bv. optimale gebouworiëntatie, akoestische muurisolatie, enz...). Bij het reduceren van de geluidsoverdracht tussen bron en ontvanger kunnen naast de klassieke oplossingen zoals een geluidsmuur (een "grijze" oplossing), ook natuurlijke structuren zorgen voor een vermindering van geluidshinder (een "groene" oplossing") (De Blust et al, 2014). Er zijn echter veel tussenvormen (bv. geluidsmuren die sterk vergroend worden met planten, plantenbakkensystemen of een geluidswal met een kleinere betonnen geluidsmuur boven op de top), waarbij technologische effecten gecombineerd worden met vegetatie-effecten.
Referenties
  • De Blust G., Van Renterghem T.(2014). "Hoofdstuk 20- Ecosysteemdienst regulatie van geluidsoverlast." (INBO.R.2014.2008296). In Stevens, M. et al. (eds.), "Natuurrapport - Toestand en trend van ecosystemen en ecosysteemdiensten in Vlaanderen." Technisch rapport. Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.M.2014.1988582, Brussel.

Enkele belangrijke vaststellingen

Kort samengevat zijn hier alvast enkele van de belangrijkste vaststellingen uit het NARA-T-2014-rapport (bron, 2014):
  • Het MIRA Indicatorenrapport 2012 vermeldt dat in totaal 13,5 % van de bevolking in Vlaanderen potentieel ernstig gehinderd wordt door lawaai. Vervoer en transport zijn de belangrijkste hinderende geluidsbronnen.
  • Langdurige blootstelling aan de typische geluidsniveaus veroorzaakt door wegverkeer heeft belangrijke negatieve effecten op de gezondheid, waaronder slaapverstoring en een verhoogde kans op hart- en vaatziekten.
  • Vegetatiestructuren en landschapskenmerken kunnen bijdragen aan de afname van geluidshinder door de fysische reductie van het geluidsniveau waaraan iemand blootgesteld is, alsook door het psychologisch effect dat natuurlijk groen uitoefent op de ervaring van geluid.
  • De mate waarin geluid door vegetatie en landschapsstructuren gereduceerd wordt, is afhankelijk van de bodembedekking, het type vegetatie, de biomassadichtheid en structuur, de plaats en uitgestrektheid van de vegetatiezone tussen bron en ontvanger en de micro-meteorologie. De fysische geluidreductie verkregen door vegetatie kan, bij oordeelkundige toepassing, vaak een geldig alternatief zijn voor klassieke bron- en andere geluidsoverdrachtsmaatregelen.
  • Het psychologisch effect van vegetatie en andere ruimtekenmerken op geluidservaring is complex en hangt o.a. af van de mate waarin ze een geluidsbron aan het zicht onttrekken, de mate waarin potentieel storend geluid gemengd wordt met natuurlijk geluid en van de mate waarin geluid overeenkomt met het verwachtingspatroon. Omdat alle elementen van de omgeving meespelen en interageren, is het moeilijk om de psychische geluidservaring in een complexe omgeving via eenvoudige bron – ontvanger relaties te beschrijven. Voldoende onderzoek toont echter aan dat de visuele aanwezigheid van vegetatie positief is voor de geluidsperceptie en dus samen met de fysische geluidsniveaureductie kan beschouwd worden als een volwaardige ecosysteemdienst.
  • Binnen de zones langs gewestwegen met potentiële geluidsoverlast (> 55 dB (Lden)), is de oppervlakte gehinderden quasi gelijk is aan de oppervlakte geluidreducerende bodembedekking. In theorie zou de ecosysteemdienst dus belangrijk kunnen zijn. Dat is zeker zo voor de psychische werking van vegetaties.
  • De focus van de Vlaamse overheid ligt bij het uitvoeren van de Europese richtlijn Omgevingslawaai (Richtlijn 2002/49/EC). In de actieplannen die daarvoor opgesteld worden, zijn geen structurele maatregelen voorzien om geluidsreducerende groene infrastructuur of vegetatie in te zetten.

Referenties

  • Aanvullen...

Foto's en sfeerbeelden

Relevante kaarten

De volgende kaartlagen kunnen relevant zijn bij een beoordeling van de dienst "vermindering van geluidsoverlast"
  • Aanbod (potentieel):
    • synthesekaart potentieel aanbod regulatie van geluidsoverlast (NARA);
    • aanbod geluidsregulatie (fysisch effect) (NARA);
    • aanbod geluidsregulatie (psychologisch effect) (NARA);
  • Vraag:
    • kaart met geluidshinder door wegen en spoorwegen (Geopunt);
    • vraag naar geluidsregulatie (NARA). 
De volgende kaartlagen kunnen eveneens - direct of indirect - relevant zijn bij het beoordelen van de de dienst "vermindering van geluidsoverlast": 
  • de kaart met de bosleeftijd (Geopunt);
  • de digitale boswijzer 2013 (Geopunt);
  • de groenkaart Vlaanderen (Geopunt);
  • diverse historische bebossingskaarten (bv. met het oog op veranderingen in de ervaren(!) geluidsoverlast, ongeacht de werkelijk gemeten decibel-niveaus):
    • de digitale boswijzer 2010 (Geopunt);
    • de groenkaart Vlaanderen 2010 (Geopunt);
    • de kaart met Stedelijk groen 2002-2003 (Geopunt);
    • de boskarteringskaart 2000 (Geopunt);
    • de boskarteringskaart 1990 (Geopunt);
    • de kaart met bebossing op de topografische kaart 1910-1940 (Geopunt);
    • de kaart met bebossing op de Vandermaelenkaart 1846-1854 (Geopunt);
    • de kaart met bebossing op de Ferrariskaart 1771-1778 (Geopunt). 
Tot slot moet zeker en vast ook gewezen worden op de relatie met andere diensten waarvoor eveneens heel wat kaarten beschikbaar zijn, o.a. met voor de diensten: 
  • regulatie van het globaal klimaat: o.a. kaarten met de huidige koolstofvoorraad in de bodem voor bos en ander groen (NARA);
  • recreatie: o.a. kaart m.b.t. aanbod buurt- en wijkgroen (NARA) en kaart met de atlas der buurtwegen (Geopunt).

Extra informatie

Kort overzicht van enkele recente projecten (bv. LNE, LV, ILVO, VLM, Inagro, INBO, provincies, ... en andere partners) met links naar de desbetreffende websites/rapporten.

Foto’s in de hoofding: www.pixabay.com
Laatste update: 23/08/2017

Meest recente berichten