Invloeden van overstromingsbeheer

Startpagina >>> Invloeden van ecosysteemdiensten >>> Invloeden van overstromingsbeheer… 

Invloeden van overstromingsbeheer op…


Kort overzicht van de invloeden van overstromingsbeheer op voedselproductie

De combinatie voedselproductie voor vee (begrazing) in overstromingsgebied wordt frequent toegepast (al zijn er wel een aantal aandachtspunten). Meer info
Bij overstroming van akkerbouwgebieden kan er schade ontstaan aan voedsel-gewassen (in functie van overstromingsfrequentie, verblijftijd en de periode). Meer info

Uitgebreide verklaring bij deze invloeden

De combinatie voedselproductie voor vee (begrazing) in overstromingsgebied wordt frequent toegepast (al zijn er wel een aantal aandachtspunten)

ODe combinatie van overstromingen met graslandbeheer vormt in principe geen probleem (al zijn er wel een aantal aandachtspunten). In Vlaanderen zijn een heel aantal overstromingsgebieden in landbouw-medegebruik. De combinatie van overstromingen met graslandbeheer komt frequent voor. Beide zijn goed combineerbaar. Verwacht wordt dat overstromingen de soortenrijkdom in graslanden doet afnemen, maar de biomassaproductie doet stijgen door een hogere nutriëntenbeschikbaarheid (Hardtle et al., 2006; Sival et al., 2002). De combineerbaarheid met begrazing door vee is wel afhankelijk van het risico op verdrinking, het risico op ziekten en het risico op milieuverontreiniging door aanvoer polluenten (http://www.dgz.be/ziekte/leverbot).

Naar top


Bij overstroming van akkerbouwgebieden kan er schade ontstaan aan voedsel-gewassen (in functie van overstromingsfrequentie, verblijftijd en de periode)

Schade aan voedselgewassen door overstroming hangt af van verschillende factoren. De oogstverliezen en opruimkosten stijgen naarmate de frequentie en de verblijftijd toenemen. Daarnaast kunnen polluenten en nutriënten vanuit de akker bijdragen tot de verontreiniging van het oppervlaktewater. Indien de bodem lang nat is, is er een groter risico op structuurschade (bodemverdichting) bij het bewerken. De bodemkwaliteit gaat ook achteruit als de bodem te lang anaeroob blijft. Ook de overstromingsperiode bepaalt de schade. Overstromingen in het winterhalfjaar veroorzaken minder schade dan in het zomerhalfjaar. Naarmate de overstromingsfrequentie toeneemt, wordt verwacht dat akkers grotendeels worden omgezet in grasland of populierenteelt (De Nocker et al., 2007).

Naar top


Referenties

  • Schneiders A., Spanhove T., Breine J., Zomlot Z., Verbeiren B., Batelaan O. en Decleyre D. (2014). "Hoofdstuk 22 - Ecosysteemdienst regulering overstromingsrisico." (INBO.R.2014.2001135). In Stevens, M. et al. (eds.), "Natuurrapport - Toestand en trend van ecosystemen en ecosysteemdiensten in Vlaanderen." Technisch rapport. Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.M.2014.1988582, Brussel.

Uitgebreide verklaring bij de invloed van overstromingsbeheer op wildbraadproductie

Overstromingsgebieden kunnen een bijdrage leveren aan wildsoorten die moerasgebieden en/of waterpartijen verkiezen als leefgebied

Wildsoorten stellen elk specifieke eisen aan hun leefgebied. Daarnaast zijn ze zeer mobiel en kan hun leefgebied verschillen tijdens het jaar. Voor de levering van de ecosysteemdienst komen dus meerdere ecosystemen in aanmerking. In welke mate de individuele wildsoorten voorkomen, kan sterk verschillen tussen de ecosystemen. Grofwild (wild zwijn en ree) verkiest eerder bos- en moerasgebieden, terwijl kleinwild (o.a. patrijs en haas) meer in agrarisch gebied voorkomt. Waterwild (o.a. wilde eend) is gebonden aan de aanwezigheid van waterpartijen. Zo komen reeën en wilde zwijnen het meest voor in bosgebieden, ruigten en moerasgebieden die dekking en rust bieden voor deze soorten. Ook de aanwezigheid van water is voor wilde zwijnen belangrijk. Agro-ecosystemen, grenzend aan deze natuurlijke ecosystemen, worden door deze diersoorten vaak gebruikt om te foerageren. Waterwild komt vooral voor in ecosystemen met waterpartijen. Dat kunnen zowel natuurlijke als door de mens gecreëerde (bv. spaarbekkens) waterpartijen zijn. Haas en patrijs zijn typische soorten van het agrarisch landschap. Toenemende grootschaligheid en verdere intensivering van de landbouw zijn negatief voor de aanwezigheid van beide soorten in dergelijke agro-ecosystemen. De productie van wildbraad van haas en patrijs neemt er daardoor af. Fazant, konijn en houtduif verkiezen een gemengd ecosysteem met een afwisseling van kleine (semi-)natuurlijke biotopen (populierenaanplant, bosjes, struwelen, enz...), akkers en graslanden.

Naar top


Referenties

  • Schneiders A., Spanhove T., Breine J., Zomlot Z., Verbeiren B., Batelaan O. en Decleyre D. (2014). "Hoofdstuk 22 - Ecosysteemdienst regulering overstromingsrisico." (INBO.R.2014.2001135). In Stevens, M. et al. (eds.), "Natuurrapport - Toestand en trend van ecosystemen en ecosysteemdiensten in Vlaanderen." Technisch rapport. Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.M.2014.1988582, Brussel.

Uitgebreide verklaring bij de invloed van overstromingsbeheer op houtproductie

Invloed van de regulatie van overstromingsrisico op de mogelijkheden voor houtproductie hangt af van compatibiliteit van bossen en boomsoorten

Een uitbreiding van de oppervlakte voorzien voor overstromingsbescherming biedt extra ruimtepotentieel voor opgaand groen en kan dus onrechtstreeks tot een hoger houtproductiepotentieel leiden. De compatibiliteit van bossen en bomen met gecontroleerde overstromingsgebieden en andere gebieden voor waterberging is uitgebreid beschreven in De Nocker et al. (2006). Tijdstip (in groeiseizoen of daarbuiten), boomsoort, frequentie en duur van de overstroming zijn bepalend voor het feit of deze overstroming al dan niet invloed heeft op de groeikracht, of zelfs tot sterfte leidt, en dus direct een negatieve invloed heeft op het houtproductiepotentieel van de actueel aanwezige houtige vegetaties. In ieder geval is deze compatibiliteit voor houtproducerende vegetaties groter dan voor landbouwgewassen (contaminatie door polluenten in het overstromingswater). Schade aan de bomen t.g.v. overstromingen wordt sterk bepaald door de frequentie, de duur en de waterdiepte van de overstroming en de boomsoort (De Nocker et al., 2007; Runhaar et al., 2004). Zo is korte omloophout beter combineerbaar, gezien de korte cyclus (Meiresonne, 2006).

Naar top


Referenties

  • Schneiders A., Spanhove T., Breine J., Zomlot Z., Verbeiren B., Batelaan O. en Decleyre D. (2014). "Hoofdstuk 22 - Ecosysteemdienst regulering overstromingsrisico." (INBO.R.2014.2001135). In Stevens, M. et al. (eds.), "Natuurrapport - Toestand en trend van ecosystemen en ecosysteemdiensten in Vlaanderen." Technisch rapport. Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.M.2014.1988582, Brussel.

Kort overzicht van de invloeden van overstromingsbeheer op productie van biomassa-energie

Veel natte graslanden, populierenbossen en alluviale bossen komen potentieel in aanmerking voor combinatie van overstromingen met oogst als energiegewas. Meer info
Uitbreiding van de oppervlakte voor overstromingsbescherming biedt potentieel voor productie van hout voor energietoepassingen (zeker bij korte omloophout). Meer info
Bij overstroming van akkerbouwgebieden kan er schade ontstaan aan energie-gewassen (in functie van overstromingsfrequentie, verblijftijd en de periode). Meer info

Uitgebreide verklaring bij deze invloeden

Veel natte graslanden, populierenbossen en alluviale bossen komen potentieel in aanmerking voor combinatie van overstromingen met oogst als energiegewas

Een groot deel van de natte graslanden, populierenbossen en alluviale bossen komt potentieel in aanmerking voor een combinatie van overstromingen en het oogsten als energiegewas, maar deze worden daar momenteel zelden voor ingezet (zie hoofdstuk energieproductie).

Naar top


Uitbreiding van de oppervlakte voor overstromingsbescherming biedt potentieel voor productie van hout voor energietoepassingen (zeker bij korte omloophout)

Een uitbreiding van de oppervlakte voorzien voor overstromingsbescherming biedt extra ruimtepotentieel voor opgaand groen en kan dus onrechtstreeks tot een hoger productiepotentieel van hout voor energietoepassingen leiden. De compatibiliteit van bossen en bomen met gecontroleerde overstromingsgebieden en andere gebieden voor waterberging is uitgebreid beschreven in De Nocker et al. (2006). Tijdstip (in groeiseizoen of daarbuiten), boomsoort, frequentie en duur van de overstroming zijn bepalend voor het feit of deze overstroming al dan niet invloed heeft op de groeikracht, of zelfs tot sterfte leidt, en dus direct een negatieve invloed heeft op het houtproductiepotentieel van de actueel aanwezige houtige vegetaties. In ieder geval is deze compatibiliteit voor houtproducerende vegetaties groter dan voor landbouwgewassen (contaminatie door polluenten in het overstromingswater). Schade aan de bomen t.g.v. overstromingen wordt sterk bepaald door de frequentie, de duur en de waterdiepte van de overstroming en de boomsoort (De Nocker et al., 2007; Runhaar et al., 2004). Zo is korte omloophout beter combineerbaar, gezien de korte cyclus (Meiresonne, 2006).

Naar top


Bij overstroming van akkerbouwgebieden kan er schade ontstaan aan energie-gewassen (in functie van overstromingsfrequentie, verblijftijd en de periode)

Schade aan energiegewassen door overstroming hangt af van verschillende factoren. De oogstverliezen en opruimkosten stijgen naarmate de frequentie en de verblijftijd toenemen. Daarnaast kunnen polluenten en nutriënten vanuit de akker bijdragen tot de verontreiniging van het oppervlaktewater. Indien de bodem lang nat is, is er een groter risico op structuurschade (bodemverdichting) bij het bewerken. De bodemkwaliteit gaat ook achteruit als de bodem te lang anaeroob blijft. Ook de overstromingsperiode bepaalt de schade. Overstromingen in het winterhalfjaar veroorzaken minder schade dan in het zomerhalfjaar. Naarmate de overstromingsfrequentie toeneemt, wordt verwacht dat akkers grotendeels worden omgezet in grasland of populierenteelt (De Nocker et al., 2007).

Naar top


Referenties

  • Schneiders A., Spanhove T., Breine J., Zomlot Z., Verbeiren B., Batelaan O. en Decleyre D. (2014). "Hoofdstuk 22 - Ecosysteemdienst regulering overstromingsrisico." (INBO.R.2014.2001135). In Stevens, M. et al. (eds.), "Natuurrapport - Toestand en trend van ecosystemen en ecosysteemdiensten in Vlaanderen." Technisch rapport. Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.M.2014.1988582, Brussel.

Kort overzicht van de invloeden van overstromingsbeheer op waterproductie

Bij drinkwaterproductie uit rivierwater moeten de effecten gebied per gebied afgewogen worden, omdat zowel positieve als negatieve invloeden kunnen optreden. Meer info
Bij drinkwaterproductie uit grondwater in overstromingszones kunnen conflicten optreden (door slechte kwaliteit van overstromingswater en sedimenten). Meer info

Uitgebreide verklaring bij deze invloeden

Bij drinkwaterproductie uit rivierwater moeten de effecten gebied per gebied afgewogen worden, omdat zowel positieve als negatieve invloeden kunnen optreden

Bij drinkwaterproductie uit rivierwater: Overstromingsgebieden hebben een zuiverende werking en verbeteren de oppervlaktewaterkwaliteit (Sanchezperez et al., 1991; Yuan & Huang, 2010). De grote zuiveringsgebieden bevinden zich vooral benedenstrooms. Daar is de rivier van nature het meest aangerijkt en minder geschikt om drinkwater uit te produceren. Er is dus een ruimtelijke scheiding tussen beide functies te verwachten. Praktijkvoorbeelden zoals de Blankaart (Woumen-Diksmuide) tonen dat dit niet overal het geval is, maar wijzen tegelijk ook op mogelijke conflicten tussen beide diensten (Baert et al., 1997). Oppervlaktewaterkwaliteit kan echter ook negatief beïnvloed worden door de (historische) verontreiniging van o.a. zware metalen die vrijkomen vanuit het overstromingsgebied (Du Laing et al., 2009). De effecten (of de combineerbaarheid) moet dus gebied per gebied afgewogen worden.

Naar top


Bij drinkwaterproductie uit grondwater in overstromingszones kunnen conflicten optreden (door slechte kwaliteit van overstromingswater en sedimenten)

Bij drinkwaterproductie uit grondwater: Drinkwaterproductie uit grondwater en waterberging door overstromingen komen meestal ruimtelijk niet samen voor. De infiltratiecapaciteit en grondwatervoeding is hoog in infiltratiezones die ruimtelijk grotendeels gescheiden zijn van overstromingsgebieden. Meestal zijn het overstromingswater en de bijhorende sedimenten op dit ogenblik nog van onvoldoende kwaliteit (zie triadebeoordeling: www.vmm.be), waardoor de combinatie met drinkwaterproductie in de overstromingszone ongewenst is. Waar beide diensten samen voorkomen kunnen conflicten optreden.

Naar top


Referenties

  • Schneiders A., Spanhove T., Breine J., Zomlot Z., Verbeiren B., Batelaan O. en Decleyre D. (2014). "Hoofdstuk 22 - Ecosysteemdienst regulering overstromingsrisico." (INBO.R.2014.2001135). In Stevens, M. et al. (eds.), "Natuurrapport - Toestand en trend van ecosystemen en ecosysteemdiensten in Vlaanderen." Technisch rapport. Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.M.2014.1988582, Brussel.

Kort overzicht van de invloeden van overstromingsbeheer op natuurlijke waterzuivering

Overstromingsgebieden hebben een zuiverende werking en verbeteren de oppervlaktewaterkwaliteit. Meer info
Sommige maatregelen voor beheersing van overstromingsrisico's - zoals retentie in bovenstroomse moerassen - dragen bij aan de waterkwaliteit en omgekeerd. Meer info

Uitgebreide verklaring bij deze invloeden

Overstromingsgebieden hebben een zuiverende werking en verbeteren de oppervlaktewaterkwaliteit

Overstromingsgebieden hebben een zuiverende werking en verbeteren de oppervlaktewaterkwaliteit (Sanchezperez et al., 1991; Yuan & Huang, 2010). Benedenstroomse gebieden hebben van nature de grootste bergingscapaciteit en hebben meestal een grote waterzuiverende functie (Melman & van der Heide, 2011). Dit draagt bij tot het behalen van de chemische en ecologische doelen in de rivier. Het positieve effect van zuivering op het oppervlaktewater situeert zich voornamelijk in de frequent overstroomde en permanent natte gebieden, dus vooral in de stroomafwaarts gelegen zones en de waterconserveringszones.

Naar top


Sommige maatregelen voor beheersing van overstromingsrisico's - zoals retentie in bovenstroomse moerassen - dragen bij aan de waterkwaliteit en omgekeerd

Sommige maatregelen genomen voor waterzuivering leveren een bijdrage aan beheersing overstromingsrisico - zoals bv. retentie in bovenstroomse moerassen - en omgekeerd (zie NARA-rapport "waterkwaliteit").

Naar top


Referenties

  • Schneiders A., Spanhove T., Breine J., Zomlot Z., Verbeiren B., Batelaan O. en Decleyre D. (2014). "Hoofdstuk 22 - Ecosysteemdienst regulering overstromingsrisico." (INBO.R.2014.2001135). In Stevens, M. et al. (eds.), "Natuurrapport - Toestand en trend van ecosystemen en ecosysteemdiensten in Vlaanderen." Technisch rapport. Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.M.2014.1988582, Brussel.

Kort overzicht van de invloeden van overstromingsbeheer op natuurlijke bestuiving

De zweefvliegenfauna is het meest soortenrijk in de lage, natte delen van de uiterwaarden. Meer info
De bijen- en wespenfauna is het meest soortenrijk in de hoge delen van de uiterwaarden. Meer info
De onder natte omstandigheden groeiende moerasspirearuigten en wilgenstruwelen zijn belangrijke voedselgebieden voor bijen en hommels. Meer info
De vegetaties van rivierbegeleidende natte ruigten zijn interessant voor verschillende bijensoorten. Meer info
De zweefvliegenfauna is minder soortenrijk in de hoge delen van de uiterwaarden. Meer info
De bijen- en wespenfauna is minder soortenrijk in de lage, natte delen van de uiterwaarden. Meer info
Vermits de meeste bestuivende insecten onder de grond leven, zijn overstromings-gebieden die frequent overstromen (> 1/jaar) geen geschikt habitat. Meer info

Uitgebreide verklaring bij deze invloeden

De zweefvliegenfauna is het meest soortenrijk in de lage, natte delen van de uiterwaarden

Uit de gevonden verbanden tussen de overstromingsparameters en de zweefvliegen-, bijen- en wespenfauna blijkt dat de diversiteit van deze groepen op uiteenlopende wijzen afhangt van de relatieve hoogte van de locaties en de q-mean-klasse. De fauna van zweefvliegen enerzijds en die van bijen en wespen anderzijds reageren op tegenovergestelde wijze op deze factoren. De zweefvliegenfauna is het meest divers in de lage, natte delen van de uiterwaarden, terwijl de bijen- en wespenfauna juist in de hoge delen het meest soortenrijk is. Hoewel de onderzochte uiterwaarden met 69 soorten over het algemeen niet erg rijk waren aan zweefvliegen (in andere gebieden van vergelijkbare oppervlakte waar twee jaar lang intensief geïnventariseerd wordt worden vaak al gauw 20 of meer soorten extra gevonden), kan dit deels verklaard worden omdat het onderzoek zich met name richtte op graslanden en ruigten. Er zijn slechts twee locaties onderzocht met wilgen- en populierenbos. Eén hiervan was opvallend genoeg de meest soortenrijke onderzoekslocatie. Het is dus te verwachten dat er in de ooibossen nog verschillende zweefvliegsoorten voorkomen die nu over het hoofd gezien werden. Anderzijds kan het vrij lage soortenaantal in de uiterwaarden ook verklaard worden door het feit dat deze ’s winters onder water staan. Vermoedelijk zijn veel zweefvliegen die de winter als larve of pop in of op de bodem doorbrengen hier niet tegen bestand. Er zijn gegevens beschikbaar over de overstromingstolerantie van zweefvliegen (Speight & Castella 2000). Deze zijn echter grotendeels gebaseerd op verwachtingen van deskundigen op basis van kennis van de larvale levenswijze. Om hier bruikbare gegevens voor te hebben zou eigenlijk experimenteel onderzoek uitgevoerd moeten worden. Om hier op basis van de inventarisaties iets over te kunnen zeggen, hadden tegelijkertijd vergelijkbare gebieden onderzocht moeten worden die 's winters niet overstromen. De zweefvliegenfauna van de uiterwaarden rond Zaltbommel laat zich als volgt karakteriseren: veel soorten met (semi-)aquatische larven, weinig soorten met fytofage of saproxylische larven, veel soorten van open, vochtige biotopen en weinig soorten van stabiele, natuurlijke biotopen. Deze resultaten komen overeen met inventarisaties in stroomgebieden van buitenlandse laaglandrivieren, zoals in Wit-Rusland (Reemer 2000).

Naar top


De bijen- en wespenfauna is het meest soortenrijk in de hoge delen van de uiterwaarden

Uit de gevonden verbanden tussen de overstromingsparameters en de zweefvliegen-, bijen- en wespenfauna blijkt dat de diversiteit van deze groepen op uiteenlopende wijzen afhangt van de relatieve hoogte van de locaties en de q-mean-klasse. De fauna van zweefvliegen enerzijds en die van bijen en wespen anderzijds reageren op tegenovergestelde wijze op deze factoren. De zweefvliegenfauna is het meest divers in de lage, natte delen van de uiterwaarden, terwijl de bijen- en wespenfauna juist in de hoge delen het meest soortenrijk is. De uiterwaarden rond Zaltbommel waren met 72 soorten vrij rijk aan bijen. De hoogste diversiteit is gevonden op de oeverwallen, waar ook de meest bijzondere soorten voorkomen. De onderzochte uiterwaarden waren met 61 soorten ook vrij rijk aan wespen.

Naar top


De onder natte omstandigheden groeiende moerasspirearuigten en wilgenstruwelen zijn belangrijke voedselgebieden voor bijen en hommels

Zomen, ruigten en struwelen kunnen interessant zijn voor bijen en hommels. De onder natte omstandigheden groeiende moerasspirearuigten en wilgenstruwelen zijn belangrijke voedselgebieden. Moerasspirearuigten zijn het voornaamste foerageergebied van de gewone slobkousbij (Macropis europaea) op grote wederik en de kattenstaartdikpoot (Melitta nigricans) op grote kattenstaart. Ook andere bijen vinden hier veel voedsel met naast grote kattenstaart planten als moerasrolklaver, kale jonker, gewone engelwortel en moeras andoorn. Wilgenstruwelen zijn van belang voor een hele reeks oligolectische zandbijen en de eveneens oligolectische grote zijde bij Colletes cunicularius. Ook voor veel hommels zijn wilgen bovengemiddeld belangrijk als voornaamste voedselbron in de opstartfase van de kolonie. Vele solitaire voorjaarsbijen maken eveneens gebruik van de wilgenbloei.

Naar top


De vegetaties van rivierbegeleidende natte ruigten zijn interessant voor verschillende bijensoorten

In vegetaties van rivierbegeleidende natte ruigten komt een aantal voor bijen belangrijke plantensoorten voor zoals haagwinde, koninginnenkruid, rivierkruiskruid, fluitenkruid, moerasandoorn, grote wederik en grote kattenstaart. Op de laatste soort vliegt de kattenstaartdikpoot Melitta nigricans. Veel groefbijen Halictus en Lasioglossum vliegen op koninginnenkruid, haagwinde, akkerdistel en reuzenbalsemien.

Naar top


De zweefvliegenfauna is minder soortenrijk in de hoge delen van de uiterwaarden

Uit de gevonden verbanden tussen de overstromingsparameters en de zweefvliegen-, bijen- en wespenfauna blijkt dat de diversiteit van deze groepen op uiteenlopende wijzen afhangt van de relatieve hoogte van de locaties en de q-mean-klasse. De fauna van zweefvliegen enerzijds en die van bijen en wespen anderzijds reageren op tegenovergestelde wijze op deze factoren. De zweefvliegenfauna is het meest divers in de lage, natte delen van de uiterwaarden, terwijl de bijen- en wespenfauna juist in de hoge delen het meest soortenrijk is.

Naar top


De bijen- en wespenfauna is minder soortenrijk in de lage, natte delen van de uiterwaarden

Uit de gevonden verbanden tussen de overstromingsparameters en de zweefvliegen-, bijen- en wespenfauna blijkt dat de diversiteit van deze groepen op uiteenlopende wijzen afhangt van de relatieve hoogte van de locaties en de q-mean-klasse. De fauna van zweefvliegen enerzijds en die van bijen en wespen anderzijds reageren op tegenovergestelde wijze op deze factoren. De zweefvliegenfauna is het meest divers in de lage, natte delen van de uiterwaarden, terwijl de bijen- en wespenfauna juist in de hoge delen het meest soortenrijk is.

Naar top


Vermits de meeste bestuivende insecten onder de grond leven, zijn overstromings-gebieden die frequent overstromen (> 1/jaar) geen geschikt habitat

Vermits de meeste bestuivende insecten onder de grond leven, zijn overstromingsgebieden die frequent overstromen (> 1/jaar) geen geschikt habitat.

Naar top


Referenties

  • Schneiders A., Spanhove T., Breine J., Zomlot Z., Verbeiren B., Batelaan O. en Decleyre D. (2014). "Hoofdstuk 22 - Ecosysteemdienst regulering overstromingsrisico." (INBO.R.2014.2001135). In Stevens, M. et al. (eds.), "Natuurrapport - Toestand en trend van ecosystemen en ecosysteemdiensten in Vlaanderen." Technisch rapport. Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.M.2014.1988582, Brussel.

Uitgebreide verklaring bij de invloed van overstromingsbeheer op natuurlijke plaagcontrole

Vermits veel insecten die bijdragen aan plaagbestrijding onder de grond leven, zijn overstromingsgebieden die frequent overstromen (> 1/jaar) geen geschikt habitat

Vermits veel insecten die bijdragen aan plaagbestrijding onder de grond leven, zijn overstromings-gebieden die frequent overstromen (> 1/jaar) geen geschikt habitat.

Naar top


Referenties

  • Schneiders A., Spanhove T., Breine J., Zomlot Z., Verbeiren B., Batelaan O. en Decleyre D. (2014). "Hoofdstuk 22 - Ecosysteemdienst regulering overstromingsrisico." (INBO.R.2014.2001135). In Stevens, M. et al. (eds.), "Natuurrapport - Toestand en trend van ecosystemen en ecosysteemdiensten in Vlaanderen." Technisch rapport. Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.M.2014.1988582, Brussel.

Uitgebreide verklaring bij de invloed van overstromingsbeheer op behoud van bodemvruchtbaarheid

De impact hangt af van de frequentie van overstroming, de hoogte van de watertafel en de milieukwaliteit van het overstromingswater en het riviersediment

De combineerbaarheid met bodemvruchtbaarheid is afhankelijk van de frequentie van de overstroming, de hoogte van de watertafel en de milieukwaliteit van het overstromingswater en het riviersediment. Overstromingsvlakten zijn vaak natte gronden met een hoog gehalte aan organische stof (Meersmans et al., 2009, 2008), wat belangrijk is voor de bodemvruchtbaarheid. Anderzijds kunnen valleibodems door de hoge watertafel lang anaëroob blijven, waardoor de bodemkwaliteit daalt. Door natte omstandigheden kan ook sneller structuurschade optreden (bodemverdichting) door bewerking met machines. De bodemvruchtbaarheid kan ook in het gedrang komen door (historische) milieuverontreiniging die via overstromingen vanuit de rivier in het valleigebied afgezet wordt/werd. Zie triadebeoordeling Vlaams waterbodemmeetnet: 24% van de waterbodems is sterk verontreinigd, 41% verontreinigd, 29 licht verontreinigd en 6% niet verontreinigd (www.vmm.be). Overstromingen met vervuild rivierwater kunnen leiden tot een verminderde bodemvruchtbaarheid. Anderzijds kunnen overstromingen ook een belangrijke input geven van nutriënten en de bodemvruchtbaarheid bevorderen. Afhankelijk van de omstandigheden kan de impact dus positief of negatief zijn. Maar het belang kan lokaal erg veel verschillen.

Naar top


Referenties

  • Schneiders A., Spanhove T., Breine J., Zomlot Z., Verbeiren B., Batelaan O. en Decleyre D. (2014). "Hoofdstuk 22 - Ecosysteemdienst regulering overstromingsrisico." (INBO.R.2014.2001135). In Stevens, M. et al. (eds.), "Natuurrapport - Toestand en trend van ecosystemen en ecosysteemdiensten in Vlaanderen." Technisch rapport. Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.M.2014.1988582, Brussel.

Uitgebreide verklaring bij de invloed van overstromingsbeheer op verbetering van de luchtkwaliteit

Meestal geen wederzijds effect, enkel indirecte beïnvloeding (wanneer schade aan bomen optreden die op hun beurt een luchtzuiverende functie hebben)

Meestal geen wederzijds effect. Enkel indirecte beïnvloeding, wanneer schade aan bomen optreden die op hun beurt een luchtzuiverende functie hebben.

Naar top


Referenties

  • Schneiders A., Spanhove T., Breine J., Zomlot Z., Verbeiren B., Batelaan O. en Decleyre D. (2014). "Hoofdstuk 22 - Ecosysteemdienst regulering overstromingsrisico." (INBO.R.2014.2001135). In Stevens, M. et al. (eds.), "Natuurrapport - Toestand en trend van ecosystemen en ecosysteemdiensten in Vlaanderen." Technisch rapport. Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.M.2014.1988582, Brussel.

Uitgebreide verklaring bij de invloed van overstromingsbeheer op vermindering van geluidsoverlast

Overstromingsbeheer en verbetering van de luchtkwaliteit kunnen samen voorkomen, maar beïnvloeden elkaar niet

Kunnen samen voorkomen, maar beïnvloeden elkaar niet. Vloedbossen kunnen eventueel een geluidsreducerende werking hebben.

Naar top


Referenties

  • Schneiders A., Spanhove T., Breine J., Zomlot Z., Verbeiren B., Batelaan O. en Decleyre D. (2014). "Hoofdstuk 22 - Ecosysteemdienst regulering overstromingsrisico." (INBO.R.2014.2001135). In Stevens, M. et al. (eds.), "Natuurrapport - Toestand en trend van ecosystemen en ecosysteemdiensten in Vlaanderen." Technisch rapport. Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.M.2014.1988582, Brussel.

Kort overzicht van de invloeden van overstromingsbeheer op vermindering van erosie

Overstromingsgebieden zorgen m.a.w. voor een beperking van de bodemerosie elders. Meer info
Het erosierisico binnen overstromingsgebieden is gekoppeld aan de snelheid van het water en het aanwezige landgebruik en -beheer. Meer info

Uitgebreide verklaring bij deze invloeden

Overstromingsgebieden zorgen m.a.w. voor een beperking van de bodemerosie elders

Een groter aanbod aan overstromingsgebieden dempt de erosiecapaciteit van de rivier bij hoge waterafvoeren. Buitendijks (rivierwaarts) zorgen overstromingsgebieden voor het afremmen van het overstromingswater en voor een beperking van de schade aan dijken, enz… Overstromingsgebieden zorgen m.a.w. voor een beperking van de bodemerosie elders.

Naar top


Het erosierisico binnen overstromingsgebieden is gekoppeld aan de snelheid van het water en het aanwezige landgebruik en -beheer

Het erosierisico binnen overstromingsgebieden is gekoppeld aan de snelheid van het water en het aanwezige landgebruik en -beheer. Erosiekansen door onaangepast landbeheer zijn het hoogst voor akkers (De Nocker et al., 2007). Naast het risico op bodemerosie, zorgen overstromingen voornamelijk voor sedimentatie. De sedimentatie is afhankelijk van de frequentie, de verblijftijd en de waterdiepten.

Naar top


Referenties

  • Schneiders A., Spanhove T., Breine J., Zomlot Z., Verbeiren B., Batelaan O. en Decleyre D. (2014). "Hoofdstuk 22 - Ecosysteemdienst regulering overstromingsrisico." (INBO.R.2014.2001135). In Stevens, M. et al. (eds.), "Natuurrapport - Toestand en trend van ecosystemen en ecosysteemdiensten in Vlaanderen." Technisch rapport. Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.M.2014.1988582, Brussel.

Uitgebreide verklaring bij de invloed van overstromingsbeheer op overstromingsbeheer

Het actuele gebruik als overstromingsgebied legt op zich geen beperking op voor het toekomstige gebruik als overstromingsgebied

Eens een gebied voorzien is als waterbergingsgebied, kan het als dusdanig blijven functioneren in de toekomst. Het actuele gebruik als overstromingsgebied legt op zich geen beperking op voor het toekomstige gebruik als overstromingsgebied. Het behoud vergt meestal wel een werkingskost. Deze is mee afhankelijk van de gradiënt natuurlijk-technologisch. Een meer technische infrastructuur vraagt meer onderhoud dan een gebied dat gravitair overstroomt en opnieuw leegloopt. Het onderhoud van het overstromingsgebied buiten overstromingsperiodes is vooral afhankelijk van de keuze van landgebruik en –beheer (landbouw, natuur, bos, recreatie,…). Meer natuurlijke overstromingsgebieden met nog natuurlijke overstromingsprocessen (bv. slikken en schorren langs de Zeeschelde, Maasvallei tussen Stokkem en Oud-Dilzen, Doode Bemde langs de Dijle,…) vergen nagenoeg geen werkingskost. De processen voor de regulatie van basis- en piekdebieten zijn sterk met elkaar verweven. Een optimalisatie van retentie, infiltratie, rivierafvoer en overstromingen versterken elkaar. Ruimtelijk zijn ze vaak gescheiden.

Naar top


Referenties

  • Schneiders A., Spanhove T., Breine J., Zomlot Z., Verbeiren B., Batelaan O. en Decleyre D. (2014). "Hoofdstuk 22 - Ecosysteemdienst regulering overstromingsrisico." (INBO.R.2014.2001135). In Stevens, M. et al. (eds.), "Natuurrapport - Toestand en trend van ecosystemen en ecosysteemdiensten in Vlaanderen." Technisch rapport. Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.M.2014.1988582, Brussel.

Uitgebreide verklaring bij de invloed van overstromingsbeheer op kustbescherming

De processen voor kustbescherming en overstromingsrisico-beheersing langs rivieren zijn ruimtelijk van elkaar gescheiden

De processen voor kustbescherming en overstromingsrisico-beheersing langs rivieren zijn ruimtelijk van elkaar gescheiden. Kustbescherming kan aanzien worden als een deelaspect van de regulatie van overstromingsrisico. Ze worden echter als aparte diensten behandeld vanwege hun eigen specifieke eigenschappen, aandachtspunten, relaties met andere ecosysteemdienten, mogelijk maatregelen, enz…

Naar top


Referenties

  • Schneiders A., Spanhove T., Breine J., Zomlot Z., Verbeiren B., Batelaan O. en Decleyre D. (2014). "Hoofdstuk 22 - Ecosysteemdienst regulering overstromingsrisico." (INBO.R.2014.2001135). In Stevens, M. et al. (eds.), "Natuurrapport - Toestand en trend van ecosystemen en ecosysteemdiensten in Vlaanderen." Technisch rapport. Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.M.2014.1988582, Brussel.

Uitgebreide verklaring bij de invloed van overstromingsbeheer op de regulatie van het globaal klimaat

Valleigebieden en overstromingsgebieden zijn vaak gekenmerkt door een hoge watertafel en bijgevolg een hoge potentiële koolstofopslag

Valleigebieden en overstromingsgebieden zijn vaak gekenmerkt door een hoge watertafel en bijgevolg een hoge potentiële koolstofopslag (Meersmans et al., 2009, 2008).

Naar top


Referenties

  • Schneiders A., Spanhove T., Breine J., Zomlot Z., Verbeiren B., Batelaan O. en Decleyre D. (2014). "Hoofdstuk 22 - Ecosysteemdienst regulering overstromingsrisico." (INBO.R.2014.2001135). In Stevens, M. et al. (eds.), "Natuurrapport - Toestand en trend van ecosystemen en ecosysteemdiensten in Vlaanderen." Technisch rapport. Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.M.2014.1988582, Brussel.

Kort overzicht van de invloeden van overstromingsbeheer op groene ruimte voor recreatie

Overstromingsgebieden vormen vaak lange stroken open ruimte langs de rivier, en zijn belangrijke verbindingsgebieden die kansen bieden voor recreatie. Meer info
De combinatie van water en bos in valleigebieden biedt een hoge belevingswaarde voor recreanten. Meer info

Uitgebreide verklaring bij deze invloeden

Overstromingsgebieden vormen vaak lange stroken open ruimte langs de rivier, en zijn belangrijke verbindingsgebieden die kansen bieden voor recreatie

Overstromingsgebieden vormen vaak lange stroken open ruimte langs de rivier, waardoor het belangrijke verbindingsgebieden zijn tussen een aantal groengebieden. Vooral de dijken langs de OG worden vaak gebruikt als wandel-, fietsroutes, enz… Een hoge overstromingsfrequentie hangt samen met grote open ruimtes en meer kansen voor culturele diensten. Dit is niet meer zo bij lage overstromingsfrequenties (> 1/100 jaar).

Naar top


De combinatie van water en bos in valleigebieden biedt een hoge belevingswaarde voor recreanten

De combinatie van water en bos in valleigebieden biedt een hoge belevingswaarde voor recreanten (Hommel et al., 2005).

Naar top


Referenties

  • Schneiders A., Spanhove T., Breine J., Zomlot Z., Verbeiren B., Batelaan O. en Decleyre D. (2014). "Hoofdstuk 22 - Ecosysteemdienst regulering overstromingsrisico." (INBO.R.2014.2001135). In Stevens, M. et al. (eds.), "Natuurrapport - Toestand en trend van ecosystemen en ecosysteemdiensten in Vlaanderen." Technisch rapport. Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.M.2014.1988582, Brussel.

Foto’s in de hoofding: www.pixabay.com
Laatste update: 11/02/2017

Meest recente berichten